Català čeština Deutsch Ελληνικά Español Français italiano Nederlands polski Português Română Русский Svenska Türkçe

English to Dutch phrases and vocabulary exercises

Here are your English to Dutch phrases and vocabulary exercises. The number by each tells you how many words or phrases are in it. Click on the name to carry on.

basic

colours / kleuren (13) conversation / gesprek (14) nought to nine / nul tot negen (10) months / de maanden (12) to be and to have / zijn en hebben (12) clothes / de kleren (15) days of the week / de dagen van de week (7) ten to nineteen / tien tot negentien (10) to do and to seem / doen en lijken (12) to go and to come / gaan en komen (12) to put and to take / zetten en nemen (12) twenty and more / twintig en hoger (12)

at home

breakfast / het ontbijt (14) drinks / dranken (13) fruit and vegetables / fruit en groenten (16) household objects / huishoudelijke voorwerpen (18) mealtime / de maaltijd (15) bathroom / de badkamer (11) bedroom / de slaapkamer (8) computer / de computer (9) house / het huis (14) kitchen / de keuken (16) the living room / de woonkamer (11) dinner / het avondeten (17) study / de studiekamer (9)

nature

the body 1 / het lichaam 1 (14) inside the body / in het lichaam (10) mammals / zoogdieren (15) materials / materialen (11) metals and minerals / metalen en mineralen (9) more creatures / beestjes (13) plants / planten (11) the body 2 / het lichaam 2 (15) earth / de aarde (12) elements / de elementen (12) head / het hoofd (11) heavens / de hemel (10)

society

business / zaken (14) around town / in de stad (12) at work / op het werk (14) business finance / bedrijfsfinancieën (17) economics / economie (17) education / het onderwijs (20) in the street / op straat (11) on the road / onderweg (15) personal finance / persoonlijke financiën (16) politics / de politiek (17) religion and faith / godsdienst en geloof (14) law / de wet (16) transport / het vervoer (12) health professions / Beroepen in de gezondheidssector (10) various professions / Diverse beroepen (13) public servants / Ambtenaren (9) artists / Artiesten (9) workers / handwerkslui (9)

actions

actions 1 / handelingen 1 (9) actions 2 / handelingen 2 (10) interactive / interactief (11) motion / beweging (12) posession / bezit (9) sound / geluid (11) mouth / de mond (9) senses / de zintuigen (8) destruction / vernietiging (10) emotion / gevoel (7)

specialist words

algebra and arithmetic / algebra en rekenkunde (9) geometry and trigonometry / meetkunde en trigonometrie (10) mathematics basics / wiskundige grondbeginselen (17) numbers and fractions / getallen en breuken (10) parts of a book / delen van een boek (12) mechanics / mechanica (14)

miscellaneous

milestones / mijlpalen (15) direction and position / richting en positie (14) moral qualities / morele kwaliteiten (11) people / mensen (14) time / tijd (14) visual descriptions / visuele beschrijvingen (10) short phrases 1 / korte zinnen 1 (16) short phrases 2 / korte zinnen 2 (17) longer phrases 1 / langere zinnen 1 (12) longer phrases 2 / langere zinnen 2 (12) longer phrases 3 / langere zinnen 3 (9) physical qualities / fysieke kwaliteiten (16) feelings and emotions / gevoelens en emoties (16)